Sinds de hoogtijdagen van het kraken in de jaren ’80 is het aantal krakers sterk gedaald en lijkt ook de kraakbeweging van karakter te zijn veranderd. Kraken in Amsterdam voltrekt zich meestal zonder dat er veel ophef over wordt gemaakt. Verhalen over een verharding ten spijt, blijkt de kraakbeweging te zijn gepacificeerd, geweldgebruik is grotendeels verdwenen. Het aandeel van buitenlanders laat zich lastig exact vaststellen. Al heel lang zijn er buitenlanders in de kraakbeweging, ze komen uit allerlei landen binnen de Europese gemeenschap. Ze kraken soms op eigen houtje, omdat ze niet makkelijk aansluiting vinden bij de kraakbeweging die vanuit enkele buurtkernen werkt.
Dit zijn enkele uitkomsten van een verkennend onderzoek naar de ‘kraakbeweging anno 2009 in Amsterdam, dat in opdracht van Politie & Wetenschap is uitgevoerd door de afdeling Criminologie van de Vrije Universiteit Amsterdam.
In de hoogtijjaren van het kraken in de jaren ’80, bestond er in de samenleving vrij brede steun voor de achterliggende motieven van de strijd tegen woningleegstand. Sinds die tijd is veel veranderd. Leegstand is verminderd, anti-kraak is ingevoerd, het aantal krakers is sterk gedaald en ook binnen de kraakbeweging zijn veranderingen opgetreden. Van brede maatschappelijke steun lijkt inmiddels geen sprake meer. Er is een wetsvoorstel in behandeling om kraken te verbieden.
De afgelopen drie jaar heeft een beperkt aantal gebeurtenissen de beeldvorming rond kraken sterk beïnvloed. Zo zou sprake zijn van een verharding van de kraakbeweging. Dit rapport biedt een beschrijving van hedendaags kraken in de hoofdstad, die is gebaseerd op langdurig veldwerk in de kraakscene; interviews met krakers, politie, OM en gemeente; analyse van politiedossiers en literatuur. Wat is kraken in Amsterdam anno 2009? Wat gebeurt er, waarom gebeurt dat zo? Wie doen dat, met welke redenen?
De Amsterdamse kraakbeweging van nu is beperkt van omvang (200-300 ‘echte krakers’, daarnaast een groter aantal sympathisanten of actievoerders) en kent enkele decentrale buurtkernen met een eigen signatuur. Een overkoepelende organisatie is afwezig, kraakactiviteiten worden lokaal gestuurd. Krakers vormen niet een homogene groep, wat hen bindt zijn niet regels of structuren, maar eerder activiteiten, ervaringen en opvattingen. Veel krakers zijn beperkt betrokken bij de beweging, zij hebben een baan of volgen een studie.
Twee centrale activiteiten keren steeds terug: kraken en ontruimen. Kraken gebeurt in de meeste gevallen volgens een vast stramien met een geheime voorbereiding en uitvoering door een anonieme groep die functionele afspraken maakt. Dit voltrekt zich vele tientallen keren per jaar zonder veel ophef. Dat gaat niet op voor de ontruiming van ‘principepanden’, waar krakers verzet bieden om hun zaak te bepleiten. Dit kan in een heftig treffen resulteren met hoge kosten voor gemeente en eigenaars. Zulke confrontaties komen nu echter veel minder voor dan voorheen en ook het gebruik van geweld is sterk teruggelopen.
Buitenlanders zijn er steeds geweest binnen de Amsterdamse kraakbeweging. Binnen dit onderzoek zijn vooral Italianen, Spanjaarden en Polen krakers in beeld gekomen. Buitenlanders die kort in de stad blijven krijgen moeilijk toegang tot de kraakbeweging, omdat participatie wordt verlangd die zij niet kunnen bieden. In Zuid-Europa, waar kraken is verboden, is de kraakscene verbonden met illegaliteit en drugshandel.
De onderzoekers concluderen dat kraken in Amsterdam zich meestal voltrekt zonder dat er veel ophef over gemaakt wordt en dat de kraakbeweging is ‘gepacificeerd’. Ook ontruimingen verlopen veelal volgens een vast patroon, waarbij van de kant van de politie de-escalerend optreden de norm is. Dit neemt niet weg dat er van de zijde van de politie veel menskracht mee is gemoeid.
De verkenning is uitgegeven in de reeks Politiewetenschap van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap, een zelfstandig onderdeel van de Politieacademie. Politie en Wetenschap is in mei 1999 ingesteld om het wetenschappelijk onderzoek en de kennisontwikkeling op het gebied van politie en veiligheid te stimuleren en tevens een impuls te geven aan een betere benutting van onderzoeksresultaten in politiepraktijk en opleiding. Daartoe is een meerjarig onderzoeksprogramma ontwikkeld. De uitvoering van dit programma geschiedt onder leiding van de directeur van het programmabureau, G.C.K. Vlek.
Bron: Politie en Wetenschap